BMX Sports

Levi Weidmann: “Als je alleen maar dingen doet die je al kan, is BMX’en niet de sport voor je”

Op zondag 13 september prolongeerde Levi Weidmann zijn titel in Skateland, Rotterdam: voor de tweede keer werd hij Nederlands Kampioen BMX. Vanwege de verbouwing van Area51 week hij uit naar datzelfde Skateland om te trainen. En al trainde zijn concurrentie in hetzelfde park; Levi had een plan om deze voor te blijven.

Nederlands kampioen dus, opnieuw. Had je verwacht dat het zou lukken?

“Ja, ik weet niet. Het ging veel te goed allemaal. Bij een wedstrijd heb je altijd wel wat in je hoofd, maar al ga je ervan uit dat alles zal lukken: meestal mis je wel iets. Maar het is gelukt. Ik had er lang op getraind en nu Area51 dicht is, was ik veel in Skateland aan het fietsen. Je laat niet alles zien aan de rest want het is toch wel een strijd met z’n allen. Ik had een paar dingetjes geoefend toen de rest er niet was. Het paste allemaal, het was precies een minuut. Op het laatst, op de buzzer, deed ik nog een technisch trucje waardoor ik nog veel score erbij kreeg; alles viel gewoon goed op z’n plek.”

Hoe zag dat technische trucje eruit?

“In de laatste twee seconden deed ik een 180 bar spin, dan doe je een halve draai en dan rijd je achteruit, en dan een five cap eruit, dus anderhalf rondje vanuit het achteruit rijden. Als je achteruit rijdt is iets al heel snel technisch in het BMX’en omdat dat wat moeilijker gaat op de fiets. Zelf leerde ik het vroeger in Delft van mijn broer, die reed wat meer street BMX, grinden enzo. Daar wordt dat al meer gedaan. Ik vond dat leuk en dat is er eigenlijk in gebleven. Op een wedstrijd doe ik het meestal wel omdat ik weet dat het gewaardeerd wordt door de jury. Dan heeft dat streeten toch wel weer geholpen in een park en ik vind het vet dat je net wat anders laat zien dan iedereen.”

Welke truc oefende je terwijl de rest al naar huis was?

“Ik had een paar transfers, dus als je van de ene ramp naar de andere springt. Eentje had ik laten zien omdat ik wist dat de rest die toch niet ging doen. Ik deed een 360 naar beneden van de stepup naar de spine en da’s best wel lomp. Ik wist dat de rest die niet ging doen omdat de rest de andere kant in draait en dan moet je ‘m blind 360’en; dat is veel enger. Een andere transfer had ik nog niet gedaan. Arjan, die tweede werd, deed ‘m laatst ook. Het was ons geheimpje. Het is wel grappig dat we dat zo hebben gedaan.”

Veel enger, zeg je. Ervaar jij angst als je aan het fietsen bent?

“Ja, zeker wel. Tot op zekere hoogte. Als je een nieuw trucje en niet weet of je gaat landen, is er altijd wel een vorm van angst. Maar ik denk dat dat juist zorgt voor die adrenaline. Als je alleen maar dingen doet die je al kan, is BMX’en niet de sport voor je. Je moet de hele tijd die grens opzoeken, waardoor je die adrenalinekick krijgt en zo steeds beter wordt.”

Je hebt een aantal blessures gehad, die weerhouden je ook niet?

“Dat hoort er gewoon bij. Soms is het moeilijker dan andere keren. Als je terugkomt van een blessure en je kunt net een week weer fietsen en je ligt er dan weer uit; soms heb ik daar wel moeite mee. Dan denk ik wel eens: waarom doe ik dit eigenlijk? Had ik niet beter kunnen blijven voetballen? Maar het hoort erbij. Elke keer als je fietst, heb je wel ergens last van. Vrijdag voor de wedstrijd waren we aan het trainde en ik probeerde iets stoms. Ik viel van twee meter op mijn heup. Ik was bang dat ik niet mee zou kunnen rijden. Op zaterdag had ik street willen meerijden, maar toen kon ik weer net lopen. Op zondag heb ik vol pijnstillers gefietst, maar dat is gelukkig goed gegaan.”

Proef ik dat het frustrerender is dat je niet kunt fietsen, dan dat je pijn hebt?

“Eigenlijk wel ja. Als je met een beetje pijn kunt fietsen, zit dat wel goed.”

Wat betekent het winnen van het NK voor jou?

“Ik hecht daar wel waarde aan. Vorig jaar werd ik Nederlands kampioen maar toen reden Tom van den Bogaard en Daniel Wehdemeijer niet mee en die zijn ook goed. Helaas kon Daniel dit jaar weer niet meerijden, maar Tom gelukkig wel. Dat is al iets meer concurrentie. En dan heb je Arjan en Pim, veel gasten die goed kunnen fietsen. Maar toch had ik het gevoel dat als Tom en Daniel niet meereden dat het minder vet was. Als je naar een hele grote wedstrijd gaat, is de kans klein dat je eerste wordt. Daar zijn zulke goede rijders. Bij het NK is die kans om eerste te worden groter; die wil ik ook gewoon pakken. En als ik nu tweede was geworden, had ik niet eens gebaald. Als je slecht rijdt, of je valt.. maar ik had een goede run neergezet en ik was blij met wat ik gedaan had. Dan kun je niet écht balen.”

// RELATED //